Kronieken van de Wilde Landen
Dit stuk begon met het plan om een uitgebreide “who-is-who in Elerion” te schrijven. Wie was Degenaar ook al weer, wat heeft Torres van Alkemade op zijn kerfstok, en waarom hangt er een luchtje rondom Emilia Bor van Kempen. Dat plan wordt hopelijk ooit nog eens uitgevoerd, maar niet deze keer. Het begon namelijk duidelijk te worden dat, voordat we de personages nog eens voor kunnen stellen, er toch eerst een kroniek moet zijn die beschrijft wat er dan allemaal voorviel in de Wilde Landen.
Voor dit stuk is diep in een stapel oude scenarios gedoken, en is ook dankbaar gebruik gemaakt van de liederen van bard Oioli. Maar het is onontkomelijk dat er flinke stukken missen. Daarom wordt bij deze een ieder oproepen om aanvullingen te sturen, met alle gebeurtenissen die niet vergeten mogen worden. De eerste missies van Von Trox, de ontmaagding van Convivax, nu ontbreken de details hier van. Aarzel ook niet om verbeteringen aan te brengen en fouten te verbeteren. Hopelijk zullen deze kronieken uitgroeien tot een overzicht van wat iedere inwoner van de Wilde Landen zich nog goed kan herinneren.
Gebeurtenissen tijdens de Lives
Live I, “De Wilde Landen”
Live II, “Paars bloed, zwarte zielen”
Live III, “Drie Keizers”
Live IV “De Laatste Herberg”
Live V “Bloedbroeders”
Live VI “Duistere machten, bloedige nachten”
Live VII “De erfenis van Willibalt”
Live VIII “Het Feestmaal”
Live IX “Helden van het Vaderland”
Live X “Verscheurde rust”
Live XI “Het Vervloekte Land”
Live XII “Niets dan de Waarheid”
Live XIII “Vakmanschap is Meesterschap”
Live XIV “Schimmenspel”
Live XV “de Doemprofeten”
Live XVI “Drinkebroers”
Live XVII “Normen en zwaarden”
Live XVIII “Buigen of Barsten”
Live XIX “Vriend of Vijand”
Live I, “De Wilde Landen”
Het gebied ten noorden van het Keizerrijk Elerion, algemeen bekend als de Wilde Landen, is recent geannexeerd door het Keizerrijk. Grote groepen avonturiers, onder leiding van de bourgondische resident Degenaar, worden als kolonisten naar Woudenburg gestuurd, om cultuur, beschaving en ook wel Keizerlijke invloed te brengen naar dit centrum van de Wilde Landen.Een belangrijke reden dat de Wilde Landen ingenomen konden worden, was dat de meeste strijdbare inwoners verdwenen waren. Dat hield verband met een poort naar de wereld van de Alven, die ze samen met hun Markies en dinghoofd Arcimboldo probeerden te sluiten. Wie zich bij die poort begeeft krijgt de paarse Alvenziekte, en het sluiten van de poort wordt bemoeilijkt door een demonische spin. Met hulp van de kolonisten wordt uiteindelijk wel Arcimboldo bevrijd van een vloek die hem en zijn mannen gevangen houdt.
Ondertussen heeft de aanwezigheid van demonen en Alven een negatieve invloed op de lokale druide rituelen. Druide en alchimist Michaelis verdwijnt spoorloos. En verder worden de wouden onveilig gemaakt door een enkele weerwolf, een ork die denkt dat hij de nieuwe messias is, en de prinsen Igor en Wanja die elkaar magische artifacten en schone jonkvrouwen betwisten.
Live II, “Paars bloed, zwarte zielen”
Na de gebeurtenissen in Woudenburg blijkt de Alvenpoort zich verplaatst te hebben naar het onaanzienlijke gehucht Reutelpaal. Aangevoerd door dinghoofd Arcimboldo, resident Degenaar, magister Alcofibras en druide Nokan gaan de kolonisten op pad om deze poort definitief te sluiten. Helaas wordt Arcimboldo door rovers vermoord - de lokale bevolking zet zich daarna af tegen de nieuwkomers onder het motto “boeren eerst”.Bij Reutelpaal bevindt zich een ruine van een tempel, waar in vroeger tijden de Zon werd aanbeden. Hoewel de geest van de abt nog rondwaart, blijkt dit geloof toch aantrekkingskracht te hebben op sommige kolonisten. Een muziekdoos van het geloof van de Zon komt later van pas als de Alvenpoort gesloten moet worden.
Dat sluiten van de poort blijkt een lastige klus. Behalve de muziekdoos is ook het bloed van de spinnedemon nodig - het monster overleeft zijn onvrijwillige donatie niet. Bovendien verzetten de Alven zich hevig. Naderhand worden de dappere acties bezongen van de magier Zippolantis, de bezweerder Daffy d’Ucque, en de ork Oempie.
In Reutelpaal wordt ook voor het eerst de demon Bileth gesignaleerd, een ontmoeting die menigeen nog lang zal betreuren.
Live III, “Drie Keizers”
Onheilspellende tijdingen uit Elerion bereiken de Wilde Landen. De oude Keizer is overleden, de gehele senaat is uitgemoord, en grootvizier Ka-Rashied heeft zichzelf uitgeroepen tot eerste Keizer van de nieuwe dynastie.In herberg “De Lachende Eenhoorn” te Woudenburg arriveert een koninklijk gezelschap, bestaande uit de door Ka-Rashied gezochte Prinses Leta, Prins Saboed (broer van Leta), en Prins Wanja (geen familie van de andere twee). Een onfortuinlijke ontmoeting met een trol is teveel voor Prins Saboed. Prins Wanja overlijdt nadat overijverige kolonisten hem van zijn lycanthropie afhelpen. Prinses Leta wordt verkozen tot Kernoen, Markiezin van Woudenburg en Hertogin van alle Wilde Landen. Leta wil eigenlijk wraak op Ka-Rashied, en zelf Keizerin worden, maar daarvoor ontbreekt haar het Keizerlijk Grootzegel. Ook de keizerlijke garde arriveert in gezelschap van de inquisitie, maar ze weten Leta niet te arresteren.
De necromantier Peder Oszewicz wint een tovenaarsduel van magister Zacharias. Langzamerhand verzamelt ze de drie onderdelen van het tripartieten artifact, waarin de geest van de legendarische Tovenaar-Keizer Bru gevangen zit. De geest van Bru wordt bevrijd, en grote hoeveelheden ondoden worden opgeroepen om hem bij te staan. Zelfs Nazgul waren rond. Druide Nokan sneuvelt in de strijd. Uiteindelijk wordt het artifact vernietigd, en daarmee Bru, die nog geen nieuw lichaam had weten te bemachtigen. Omstanders roemen in deze de naam van bezweerder Daffy d’Ucque.
Resident Degenaar wordt op mysterieuze wijze vermoord, en zijn ambt wordt overgenomen door assistent resident Nebuka. De bende van Robin de Hoed zwerft door het bos, maar houdt zich rustig.
Live IV “De Laatste Herberg”
Prinses Leta en de aan haar getrouwe kolonisten zijn uitgeweken naar de vallei van Brino Anjak, in het uiterste zuidwesten van de Wilde Landen. Deze vallei wordt omgeven door hoge bergen, met slechts één begaanbare doorgang naar het dorpje Bekensteen, en een smalle bergpas naar het Hertogdom van Batori, onderdeel van het koninkrijk Pelinor in het zuiden.Leta en de kolonisten verblijven in “de Hal”, een oude ruine die eens een buitenpost van Batori was. Al snel komt er ook een detachement van de Keizerlijk Garde aan, die de Hal inneemt. De meegereisde inquisiteur Torres van Alkemade doet zijn werk ten koste van de aanhangers van het zonnegeloof. Als er verzet komt, houdt Torres resident Nebuka verantwoordelijk, en laat hem executeren.
In de buurt is ook een herbergje te vinden: “De Groene Draak” is de thuishaven van ruige pelsjagers. Die handelen, behalve in ruige pelzen, ook in prachtig hagedisseleer. Daarmee is meteen duidelijk waarom er moeilijkheden zijn met een stam hagedismensen. Deze hagedismensen, de Srada clan, hadden al problemen in hun oorspronkelijke woongebied in de bergen, en zijn hier op pelgrimstocht naar hun heilige tempel op de top van een nabije heuvel. Gelukkig helpen de kolonisten hen, door middels een ritueel de krijger Usza Srada om te vormen in een Paladijn van het Zonnegeloof.
In het woud proberen dryade Fimbretil en snuitbeest Filodrondel iets te doen tegen het kwaad dat met de kolonisten is meegereisd. In een ritueel van de natuur proberen ze de demon Bileth te verdrijven. Het ritueel lukt maar ten dele en de druides Berem en Arco sneuvelen door vuurballen van de in woede ontstoken demon.
De inquisiteur en de gardisten worden uiteindelijk verdreven, onder andere met hulp van woeste krijgers van de Berenclan, en ook van ridders uit het nabije Batori. De louche spoorzoeker Tassel (in betere kringen bekend als de adelijke Jaro van Wheriot) nodigt Leta en haar kolonisten uit voor een bezoek aan zijn meester, de hertog Dragomir van Batori.
Live V “Bloedbroeders”
Hertog van Batori heeft de aanhangers van Leta uitgenodigd om te kunnen bepalen of het opportuun is, haar politieke steun te geven. In een land onder de knoet van Ka-Rashied is dat een dapper gebaar, en Leta (die zelf zwanger is en daarom in retraite) stuur kolonisten om voor haar te onderhandelen.In de bossen rondom Batori waart de geest van de Hertogin, Gwendoline. Bij een grafsteen met haar naam erop weten de kolonisten een vloek ongedaan te maken, waardoor zij haar stoffelijke vorm terugkrijgt. De Hertog, een ervaren necromatier, kan voor even zijn geluk niet op.
Tijdens het verblijf in het jachtslot van Batori vloeit er veel onschuldig bloed. De bezweerder Daffy d’Ucque en de haribdiaan Kama Sutra vinden onder nooit opgehelderde omstandigheden de dood. Tijdens een traditioneel herftritueel wordt de boer Krelis geofferd En er onstaat onenigheid tussen de Berenclan en de cavaliers van Batori. Na bijzonder onbehouwen gedrag van deze avonturiers maant de Hertog hen, zijn landgoed te verlaten. Als zij zich verzetten, worden ze tot op de laatste man afgeslacht.
Bovendien blijken er in Batori zelf ook onverkwikkelijke zaken te gebeuren. De bastaardzoon van de hertog, ene Godolphin, blijkt het niet te kunnen verkroppen dat hij geen kans maakt om zelf hertog te worden. Om zijn wensen kracht bij te zetten fabriceert hij uit lijken en magische parels een leger vleesmonsters. Samen met de kolonisten weet de Hertog deze monsters, en een aantal muitende cavaliers, te keren. Na de slag heeft hij echter wel de dood van zijn zoon te bewenen.
Live VI “Duistere machten, bloedige nachten”
Terug in Brino Anjak, blijkt dat de andere hagedisseclans welhaast zijn uitgeroeid door de Srada clan, onder leiding van een monsterlijke gevleugelde hagedis: de paladijn Usza Srada. De Ftosa clan komt de kolonisten waarschuwen.Op de tempelheuvel bouwen woeste orks in een nacht tijd een geweldig fort. Zogenaamd bijgestaan door de katachtige demon Flauros, proberen ze de mensen uit de vallei te verjagen. De orks weten zelfs, met hulp van duistere druide Belladonna, dryade Fimbretil (en met haar het hele woud) te vergiftigen. Na de veldslagen die om dit fort gevoerd zijn, zal deze plek bekend staan als de ‘orkenheuvel’. Als Letas leger en de kolonisten met grote zelfopoffering het kamp bestormen, vlucht Flauros, maar niet nadat hij bij het dobbelen nog wat zieltjes verruild heeft met een andere goede bekende, de demon Bileth. Overigens heeft Bileth andere zaken aan zijn hoofd: een huwelijk met de avonturierster Kamaya von Humbolt biedt ongekende mogelijkheden voor de Heer der Corruptie. Fimbretil wordt later genezen, en de aanwezige druiden brengen Belladonna om zeep - iets wat waarschijnlijk noodzakelijk was, maar wat hun reputatie niet te goede komt.
Hertog Dragomir en zijn geliefde Gwendoline bezoeken Leta. Hoewel zij stug volhouden geen vampieren te zijn, worden vele bezoekers van “de Hal” lastig gevallen door dit soort bloedzuigers. Als uitkomt dat Gwendoline toch vampier is, is de hulp van de tragische Hertog nodig om haar tot eeuwige rust te brengen.
Anderen die de bossen (on)veilig maken zijn Senator Basilius (een beroemd man uit Elerion), de zusters Morgan, heksen zo u wil, en de beruchte huurling Arnon d’Ucque, die probeert te achterhalen wie zijn zoon Daffy vermoord zou hebben. Ook vinden we hier Rodwyn, een Paladijn van een onduidelijke orde, die zeer in zijn maag zit met zijn onvoorwaardelijk eed aan de Keizer van Elerion - in dit geval Ka-Rashied.
De runemeesters Pamphoun, Roogna en Mabelis (die van de beroemde formule) hebben overigens een ritueel bedacht waarmee ze de usurpator Ka-Rashied van zijn renegate toverkrachten kunnen ontdoen. Helaas overleeft Mabelis een van zijn eigen teleportaties niet, en moeten kolonisten het van hem overnemen. Het ritueel mislukt, omdat een essentieel artifact, de zogenaamde Keten der Ketters, ontbreekt. Bedroeft en geschoffeerd trekken Pamphoun en Roogna zich terug.
Live VII “De erfenis van Willibalt”
Keizer Ka-Rashied heeft een aantal duistere voorspellingen waargemaakt. Nadat hij renegaat toveren legaal heeft gemaakt, is een onoverwinnelijk legioen van duizend renegate tovenaars opgericht. Dit leger, bijgenaamd “de Vuist”, maakt in enkele maanden korte metten met tegenstanders in Elerion.Prinses Leta, met haar nieuwe resident Anorak van Elster en de andere kolonisten, trekken zich terug in het bergdorpje Demsterkloof, in het uiterste noorden van de Wilde Landen. Maar ook hier weet de Keizerlijke Garde, met hulp van enkele pelotons van “de Vuist”, door te dringen. Ze slaan genadeloos toe: de machtige magier Zippolantis verdwijnt in een glazen flacon. Pas na enkele dagen kan hij met een speciale spreuk bevrijd worden.
Een reden voor Leta om de kolonisten richting Demsterkloof te sturen, is een gerucht dat de scepter van Robin hier te vinden zou zijn. De scepter, symbool van de Keizerlijke macht in Elerion, is ooit verdwenen nadat koning Willibalt IV de zee inliep om piraten te verdrijven. Het gerucht blijkt op waarheid gestoeld: een klooster van monikken van de vergeten Gele Orde bewaart de “staf van Wilbur”. De beroemde tovenaar Tiamat wint alle proeven en doorstaat alle tests die de monikken hem opleggen, en uiteindelijk kiest hij de goede scepter; daarmee is hij ‘kampioen’. Ondanks heftige tegenstand van “De Vuist” geeft hij de scepter aan Leta, die daarmee door paladijn Rodwyn herkent wordt als de ware Keizerin.
Ondertussen blijkt wel dat het dorpje Demsterkloof ‘bestuurd’ wordt door huurlingen van het ergste soort. Als hun vuile spel uitkomt, worden ze genadeloos afgestraft. Slechts de immer dronken huurlinge Mulder weet te ontkomen, en begint een tweede leven als uitbaatster van allerlei dubieuze onderneminkjes. Later zal blijken dat deze huurlingen betrokken waren bij de grootste componentenroof uit de geschiedenis van Elerion.
De druiden Champix en zijn broeder Zwampix pogen om van hun zonden verlost te worden tijdens een hernieuwd offerritueel. De plaatselijke druide Llareggub staat hen hierin bij, maar naar verluidt wordt het offer niet geaccepteerd, en staat de twee een zwaar leven vol boetedoening te wachten.
Behalve deze druide huist er in de beboste hellingen rondom Demsterkloof nog een vreemde kostganger: voor hulp en aanwijzingen kunnen de kolonisten terecht bij een lokale Alf, het orakel Xe. Dat Xe voor zijn raadgevingen een bepaalde prijs stelt, spreekt voor zich.
Bovendien blijken ook de bergen rondom Demsterkloof vergeven van de moordlustige hagedissen van de Srada clan. Zelfs de tot nu toe onbekende insectmonsters worden uit hun holen verdreven. De kolonisten weten echter Usza Srada te foppen, en in een omgekeerd ritueel worden hem zijn speciale krachten ontnomen.
Live VIII “Het Feestmaal”
Prinses Leta begint serieuze kans te maken op de troon. Steeds meer groeperingen en volken sluiten zich bij haar aan. Daarom verzamelt zij haar aanhangers op de plek die ze beschouwt als haar uitvalsbasis, de afgelegen vallei van Brino Anjak.Echter, als de eerste kolonisten arriveren, blijkt een stam van kannibalen de gehele plaatselijke bevolking om zeep te hebben geholpen. Slechts een paar paranoide goudzoekers houden stand in de afgelegen goudmijnen. Trouwens, ook hier duiken insectmonsters op.
In de vallei wachten verscheidene demonen de kolonisten op. De demon Bileth heeft zijn dochter Glaznegta op laten groeien in de onderwereld, waar de tijd anders loopt. Ook gaan er geruchten dat de demon Malfas gesignaleerd is, en de demonische raven Morrigan en Corrigan vliegen rond en bespotten krijsend de avonturiers.
Het orakel Xe uit Demsterkloof, zijn familie van Alven uit de onderwereld, en een duistere demonenprins, proberen op de orkenheuvel een poort te openen. De Alven gebruiken magische charmes om kolonisten voor hun karretje te spannen, en dat lukt ze wonderwel. Uiteindelijk wordt de poort niet geopend, en Xe wordt vermoord.
Het wordt echter snel duidelijk dat als Leta echt Ka-Rashied van de troon wil stoten, dat dan eerst de demon Bileth van het toneel moet verdwijnen. Via de andere demonen komen de kolonisten enige fatale zwakheden van Bileth te weten, en tijdens een bloedstollende apotheose wordt de demon vernietigd.
Voordat er gefeest kan worden vanwege deze overwinning, zijn er toch al vele kolonisten in de kookpotten van de kannibalen verdwenen.
Live IX “Helden van het Vaderland”
Zonder de steun van Bileth blijkt Ka-Rashied zijn macht niet vast te kunnen houden. Leta trekt op naar Elerion-stad, en daar aangekomen blijkt de usurpator met de noorderzon vertrokken. Tijdens de jaarmaakt in Woudenburg zijn de kolonisten via een magische contraptie getuige van beelden uit heel Elerion, als Prinses Leta met instemming van alle geloven tot Keizerin van Elerion wordt gekroond.Resident Anorak van Elster huldigt, in naam van Leta, de kolonisten die haar gesteund hebben. Toch worden een aantal partijen wat tekort gedaan. Aanhangers van het Zonnegeloof worden bedankt voor hun steun, maar desondanks gemaand zich snel bij een erkend geloof aan te sluiten. En de lokale orks, die mee hebben gevochten tegen de Garde van Ka-Rashied, krijgen niet de burgerrechten waar ze op hoopten. Er breken al snel gevechten uit tussen deze orks en de vrij ongelikte burgerwacht van Woudenburg. Beide partijen leiden zware verliezen, vooral als de kolonisten er zich mee gaan bemoeien.
Er wordt een monument geplaatst voor de gevallenen in de strijd tegen Ka-Rashied, opgericht op de plek waar ooit Tovernaar-Keizer Bru werd verslagen. Door malversaties van de kunstenares blijkt het ding zombies en skeletten aan te trekken. Een hernieuwde zegening brengt rust.
In Woudenburg bevindt zich de journalist Jusan Ikli, bekend van artikelen in de Wilde Post. Ikli onderzoekt de toedracht van “de grote componentroof”: een gebeurtenis enkele jaren terug waarbij onder mysterieuze omstandigheden een heel vrachtschip vol magische componenten van het handelshuis Le Rêve verdween.Gyster Maztré, zaakvoerder van Le Rêve, baron Neomiem III, anoniem eigenaar van het handelshuis, en Moyter Galvinck, van een concurrerend handelshuis, proberen ieder voor zich bewijzen in deze zaak in handen te krijgen. Uiteindelijk weten Ikli en Galvinck aan te tonen dat de hele roof opgezet is door Le Rêve zelf, om zowel verzekeringsgelden als componenten in de wacht te slepen. Baron Neoniem wordt in staat van beschuldiging gesteld, maar de huurlingen die zijn vuile werk opknapten gaan vrijuit, en de component worden niet teruggevonden.
De insectmonsters die uit de bergen verdreven zijn, blijken op zoek te zijn naar nieuwe bronnen van voer en voortplantingsmogelijkheden. Voordat deze beesten verdelgd kunnen worden weet hun monsterlijke matroide eitjes te injecteren in een aantal ongelukkige slachtoffers.
Verder worden in Woudenburg drie magisters van tovenaarseiland gezien, die de steun van de kolonisten zoeken in zaken die niet echt overeen lijken te komen. Bovendien maakt een troep zigeuners, en een roedel bloeddorstige weerwolven, de lokale bossen onveilig. De weerwolven en hun ondode weerwolfleider worden in ieder geval onschadelijk gemaakt.
Live X “Verscheurde rust”
Keizerin Leta heeft schijnbaar het een en ander goed te maken jegens de kolonisten die haar ooit in het zadel hielpen. Daarom heeft ze het luxueuze kuuroord St.Walrick afgehuurd, waar de kolonisten op haar kosten op adem mogen komen. Een paar dagen gratis drank en vertier zullen de vermoeide avonturiers best op prijs stellen.Het kuuroord wordt beheerd door baron Charles van Walrick en zijn butler Joost Hopgens. De laatste heeft de eigenlijk leiding in handen, en weet daarbij het nuttige met het aangename te verenigen door een aantal dubieuze nevenactiviteiten. Charles zelf verveelt zich te pletter, totdat het huisdier-draakje van een aantal avonturiers hem herinnert aan de lokale legende: de geest van de drakendoder St.Walrick. Als het schild van St.Walrick, dat al eeuwen boven de haard hangt, ontvreemd wordt, verschijnt inderdaad de geest. Die maakt echter duidelijk dat een huisdiertje van anderhalve voet niet hetzelfde is als een vuurspuwende draak van dertig passen. Het schild hangt al snel weer op zijn plek.
Ongelukkig genoeg blijken er door de avonturiers door de jaren heen nogal wat losse eindjes te zijn blijven liggen, en in magische zaken kan dat catastrofaal zijn. De runemeest Zyfanti, verbolgen over het geklungel van de avonturiers bij de poortrituelen in Brino Anjak, besluit dan maar op eigen gelegenheid de overgebleven scheuren naar de onderwereld te dichten. Helaas voor Zyfanti verlopen zijn plannen van kwaad tot erger: het sluiten van de scheur in Brino Anjak gaat gepaard met het verschijnen van grote hoeveelheden demonen, voordat het uiteindelijke ritueel zo’n beetje de hele vallei vernietigd.
Seftu Benali, Herf Kras en Benhal Mabelis (inderdaad, dochter van) zijn drie assistent runemeesters die daarna de scherven moeten lijmen. Zeer tegen hun zin zijn de avonturiers in St.Walrick daarbij de enigen die hen kunnen helpen. Gelukkig voor de assistent runemeesters lopen de door hen geplande rituelen gesmeerd. Via massale teleportaties weten ze telkens een flinke troepenmacht mee te nemen om de grote varieteit aan demonen op afstand te houden, waarna in twee afgelegen gebieden in de Wilde Landen magische leilijnen gerepareerd, en scheuren gedicht worden. Uiteindelijk is de laatste plek waar een ritueel nodig is, in de buurt van het centraal in de Wilde Landen gelegen Schuddewoud, waar St.Walrick deel van uit maakt.
Door alle scheuringen en magische rituelen verzamelt zich dermate veel astrale energie om de avonturiers die zich hiermee ophouden, dat zij na enkele magische spreuken of rituelen een halo van fel licht uitstralen. Het feit dat de avonturiers hun halo kwijt raken tijdens de teleportaties met de assistent runemeesters, verklaart waarschijnlijk het enthousiasme van de avonturiers om mee te helpen de rituelen tot een goed einde te brengen.
Live XI “Het Vervloekte Land”
Na de machtsovername van Keizerin Leta worden de Wilde Landen geteisterd door milities van Ka-Rashieds voormalige garde. Uit naam van Ka-Rashied 'verbeterde wetboek', waarin adelijke voorrechten en tovergildes afgeschaft werden, vechten ze voor een vrij Umbrië - en vele kolonisten kiezen hun kant. Leta stuurt regentes Idelette om de beginnende burgeroorlog te beteugelen. Die heeft echter haar handen vol aan deze Zwarte Brigades, zo genoemd omdat de brigadisten zwarte mantels en sluiers dragen. Bovendien is ze zelf ook regelmatig het doelwit van aanslagen.Leta heeft een flinke lijfwacht meegestuurd om de regentes te beschermen: paladijn van de Natuur Armand du Forret, paladijn van de Generaal Navarre Teslat, paladijn van de Jaden Hemelkeizer Edmunde Duweel, ridder van de rode roos Henricus de Leeuw, en magister Mustafa. Deze laatste magier overleeft zijn aanstelling niet: hij offert zichzelf op als Idelette aangevallen wordt door een buiten zinnen geraakte, grommende kolonist.
Uitgedunt door de afgelopen oorlogen, sturen de tovenaars in de Wilde Landen een noodkreet naar Tovenaarseiland. Die sturen prompt hun meest ervaren man: de aan een rolstoel gekluisterde runemeester Pelle Zwindels. Zijn wijze raad bestaat uit tips over samenwerking en een cursus toveren onder stress. Ook komen twee ervaren necromantiers de gelederen van de tovenaars versterken: de norse Drusius en de wat stillere Hermanius, onder begeleiding van hun kapabele lijfwacht Der Hans.
In Woudenberg, de plek waar de kolonisten Idelette ontmoeten, zijn de Zwarte Brigades niet de enige zorg. Een voormalig lid van Ka-Rashieds Vuist vervloekt de kolonisten voor hij zelfmoord pleegt. Kort daarop blijkt genezende magie niet meer te werken, alleen nog op een gewijde plek in het woud. Maar er zijn ook aanwijzingen dat de situatie meer te maken heeft met de eeuwenoude vloek van de vroegere held Maccovius: nu een mummie die door de kelders onder herberg 'De Lachende Eenhoorn' waart. Lokale Woudenburgers als de alchimist Gremorf, geholpen door de ondode tovenares Mordine, helpen de kolonisten met een aantal rituelen om de beschermingen rondom Maccovius op te heffen. Uiteindelijk weet een groep dapperen de mummie te bereiken. Deze ontsnapt uit de kelder, maar wordt daarna snel verslagen. Maccovius vermoord nog wel de chirurg van het Bospitaal (een reizend veldhospitaal), die in benevelde toestand de mummie voor een wandelende zwachtel aanziet.
Andere gasten in Woudenburg zijn bibliothecaris Van der Kabargenbock en inquisiteur Wouter van Alkemade. De bibliothecaris is op bezoek uit Batori, en komt de lokale insectmonsters bestuderen. Wouter van Alkemade, zoon van de beruchte Torres van Alkemade en zelf ook inquisiteur, doet onder de kolonisten onderzoek naar de doelen en motieven van de zonnecultus. Wat zijn bevindingen ook waren, ze bereiken nooit de hoofdstad; Wouter sterft op de weg terug naar de hoofdstad.
Live XII “Niets dan de Waarheid”
Het Genootschap van de Einder heeft de kolonisten te hulp geroepen. Hun klooster in Demsterkloof is na een modderstroom in de kloof verdwenen, en de geelgeklede monikken worden lastig gevallen door kanibalen en insectmonsters. Een aanbod van Rodwyn, opperbevelhebber van Leta's legers, om hulp te sturen bereikt moeder overste Chandrika niet. De kolonisten komen maar net op tijd om de kanibalen af te stoppen. Een fort aan het begin van de kloof wordt bezet door de kolonisten, die dag en nacht stand houden.Behalve de roep om hulp, hebben de kolonisten nog een andere reden om de kloosterlingen te bezoeken. De monikken van het Genootschap schijnen te weten wanneer iemand de waarheid spreekt. Daarmee zouden ze volgens Leta de ideale scheidsrechters zijn in de onderhandelingen met de Zwarte Brigades, die ondanks hun wandaden steeds meer aanhang vinden in de Wilde Landen.
Monnik Pratibha weet een apparatus te bouwen waarmee de kwaadwillende monsters op afstand gehouden kunnen worden. Het apparatus wordt echter al snel gesaboteerd, naar later blijkt door twee monikken die hun ziel hebben verkocht aan de katachtige demon Flauros, Heer der Leugens. Flauros zit ook achter de kanibalen, die hij als kannonenvoer mee heeft genomen uit de vallei van Brino Anjak. Als de kanibalen hun enthousiasme verliezen stuurt hij nog een legertje op Demsterkloof af: een horde wraakzuchtige hagedissen van de Srada clan. Er worden zelfs vuistmonsters gesignaleerd, en er gaan geruchten dat sommige kolonisten meehelpen met het verzamelen van lichaamsdelen om die vuistmonsters te bouwen.
Van wel heel onverwachte kant komt er hulp. Glaznegta, dochter van Bileth en Vrouwe der Corruptie, heeft het niet zo op met Flauros. Ondanks enige scepsis weet ze de monikken te overtuigen dat haar bedoelingen goed zijn, maar niet iedereen is daar even blij mee. De kolonisten, nog steeds bijgestaan door paladijn Armand du Forret en de necromantiers Drusius en Hermanius, weten de aanvallen van Flauros uiteindelijk af te slaan. Flauros wordt uit zijn tent gelokt en uiteindelijk verslagen: die zal een tijdje terug moeten naar de onderwereld! Lijftwacht Der Hans maakt tijdens deze gevechten snel naam onder de aanhangers van de Generaal.
Wie ook naam heeft gemaakt in de noordelijke gewesten van de Wilde Landen, is de huurlinge Mulder. Handel, van allerlei soort, is hier in haar handen. Handlangers terroriseren zelfs de lokale herbergierster (en voormalig schapenhoedster) Meintsje: in haar kroeg wordt onder de toonbank ongezond 'spul' verkocht, waar menig avonturier aan verslaafd raakt. Bezoekers die zich verre houden van deze zaken zijn een paar kibbelende geleerden. Die zijn ook naar Demsterkloof gekomen om de monikken te vragen zich uit te spreken over hun academische onenigheden met betrekking tot burgerrechten voor orks. Een dronken spook wil ook geen 'spul' maar zoekt zijn (al dan niet magische) fles. En de lokale heksen weten misschien wel een middeltje om van de verslaving af te komen, als ze niet zo gek als een deur waren. Verkeerd drankje gebrouwen misschien?
In Demsterkloof wordt uiteindelijk ook een halt toegeroepen aan de plaag van insectmonsters die de Wilde Landen nu al jaren teistert. Deze reuzachtige insecten blijken zich voort te planten door nog monsterlijkere matroïdes, moeder-insecten die eitjes injecteren in mensen, die daarna weer muteren tot insectmonster. Die matroïdes lijken weer voortgebracht te worden door een kwienoïde: een reusachtig insect dat onder de grond leeft, en waarvan door de modderstroom net het rugschild en de voelsprieten zichtbaar zijn geworden. Een groep kolonisten weet het monster naar boven te lokken door een ingewikkelde dans van de insectmonsters te copiëren, waarna het met enige moeite afgeslacht wordt.
Live XIII “Vakmanschap is Meesterschap”
Voor de tweede keer zijn de kolonisten te gast op kuuroord St.Walrick, alwaar een congres van tovenaars zal plaatsvinden. Ondanks het verbod op lange-afstands teleportaties worden er vele gasten verwacht, en zelfs vanaf Tovenaarseiland wordt een delegatie runemeesters, assistent runemeesters en aspirant-assistent runemeesters gestuurd.Naast tovenaars zijn er veel hooggeplaatste gasten: door het oude wetboek van voor Ka-Rashied weer aan te nemen, heeft Leta de adelstand in ere hersteld. Daarbij heeft ze haar vrienden niet vergeten: verschillende kolonisten die zich bewezen hebben in de strijd tegen Ka-Rashied, de tovenaars van de Vuist, en later de Zwarte Brigades, hebben adelijke titels gekregen. In St. Walrick worden de verse baronnen en burggraven bijgespijkerd over adelijke omgangsvormen. Regentes Idelette en adviseurs van het hof Bertrand Desselaer en jonker Florand d'Aramac hebben de handen vol aan de soms wat onbehouwen types. Kwade tongen beweren trouwens dat de top van de Zwarte Brigades gepaaid is met adelijke titels, en inderdaad lijken de problemen van die kant wat geluwd.
De baron van St.Walrick, nog gepikeerd over de verschijning anderhalf jaar daarvoor van de geest van zijn voorouder, nodigt ook de befaamde druide Pontifix uit. Deze weet binnen mum van tijd de geest van de oude Walrick op te roepen, en te vernietigen. Gelukkig blijft hij nog even in St.Walrick, want zijn diensten blijken al snel nodig: uit het nabije moeras duikt het ene na het andere spook op. Het lijkt wel of alle geesten die in de loop der eeuwen in het moeras zijn verdronken, opeens vrij spel hebben..
Voor de rest is het vrij rustig in St. Walrick. De lokale orken zijn zelden vervelend: zelfs de jeugdige hanggroeporken schoppen geen rotzooi, maar interesseren zich meer voor een partijtje orkbal. Het komt zelfs tot een officiele wedstrijd tegen een groep avonturiers! De roverbendes van Mulder en Robin vallen voornamelijk elkaar lastig. En enige nomaden in de buurt zijn de familie Bertoldi, die een reizend circus vormen. Hooguit de dansende beer Mongo weet de toevallige passant angst aan te jagen.
Het tovercongres is een groot succes. Er zijn demonstraties van nieuwe spreuken, onder andere van de assistent-aspirant runemeester Luca al Dente, en ook van de geniale Werner van Bruin, een vrij jonge tovenaar die nog maar een jaartje op tovenaarseiland schijnt te bivakkeren. De alchimist Gremorph en zijn onhandige assistent demonstreren Gremorphs Gruwelijke Gaswolk. Ook wordt er een apparatus gedemonstreerd dat creaturen uit schaduwen kan oproepen. Tijdens een workshop lukt het zelfs een aantal kolonisten, onder aanvoering van de meester smeden Maddox en Garod, en de ervaren tovenaars Mithras en Callista, een magisch zwaard te fabriceren.
Echt gevaar komt uit onverwachte hoek. Ondanks de inspanningen van jaren terug, bevinden zich toch weer Alven in de Wilde Landen. Ze zijn nog even arrogant als altijd, maar hebben deze keer nog een extra middel om de mensen hun wil op te leggen: kleine insectachtig beestjes die zich snel onder de huid in de hals nestelen, en hun slachtoffers tot willoze werktuigen maken die iedere order klakkeloos opvolgen. Zo worden de kolonisten aangevallen door boeren en burgers uit het dorpje Smoorenburcht, dat in zijn geheel overgenomen lijkt te zijn door de Alven. Ook een flink aantal kolonisten wordt met zulke beestjes besmet. Iedere poging om de beestjes fysiek te verwijderen lijkt kansloos, tenminste, niet zonder het slachtoffer ook te doden.
Omdat de beestjes met de Alven mee zijn gebracht uit de onderwereld, wordt er een ritueel bedacht waarmee de beestjes weer teruggestuurd kunnen worden. De ingredienten worden aangedragen door de necromantiers Drusius en Hermanius, en ze krijgen zelfs hulp van de demones Glaznegta. Het is zelfs nodig dat er iemand geofferd wordt, en een lokale doodgraver wordt er in geluist met een smoes 'dat het wel mee zal vallen'. Een klein groepje alven probeert het ritueel nog te verstoren, maar een magische vuurzee van runemeester Pelle Zwindels neutraliseert dat gevaar. Hoewel, er lijkt toch iets niet helemaal in de haak te zijn met het ritueel.. ervaren magiers als Pelle Zwindels teleporteren er verschrikt vandoor. De overige aanwezigen worden omvergeblazen door een enorme explosie. Als de rookwolken optrekken bevinden ze zich in de onderwereld.
Live XIV “Schimmenspel”
Middels een complex ritueel zijn een grote groep avonturiers in de onderwereld terechtgekomen. Daar leren ze in korte tijd meer over de onderwereld dan in eeuwen daarvoor bekend was geworden. De onderwereld is voornamelijk de plek waar gestorvenen heen gaan. Daar lopen ze nog een tijdje als schim rond, totdat ze van de bron der vergetelheid drinken, en weer reincarneren. Een enkele schim wacht daar nog even mee, of is vervloekt door de goden om voor eeuwig schim te blijven. De driekoppige hond Kerberos zorgt ervoor dat deze schimmen niet toch van de bron nippen.Naast al deze schimmen wordt de onderwereld bewoond door alven, demonen en hun dienaren. Vooral de demonen hebben hier veel macht. De hogere demonen hebben zelfs eigen domeinen, waarop hun zeggenschap onaantastbaar is. Vrouwe der Corruptie Glaznegta, Heer der Leugens Flauros, en Vrouwe der Afgunst Anackire hebben allemaal een domein dat grenst aan het gebied waar de avonturiers terecht zijn gekomen. Het domein van Flauros is levensgevaarlijk, want sinds de gebeurtenissen in Demsterkloof heeft de katachtige demon een appeltje te schillen met de kolonisten van de Wilde Landen. Zijn domein wordt bevolkt door zwarte orks en vuistmonsters, onder aanvoering van de katvrouw Felinia, en de wetenschapper Godolphin (die vlak voor hij verslagen werd in Batori door Flauros werd meegesleurd naar de onderwereld). Godolphin, nog altijd in de weer met vuistmonsters, zal zich later aansluiten bij de avonturiers in hun poging terug te keren naar de bovenwereld.
Het domein van de alven is redelijk veilig, ook al omdat deze alven niet zo aggressief lijken te zijn als de alven die in de Wilde Landen rondliepen. Het domein van Anackire is daartegen helemaal niet pluis; de Vrouwe der Afgunst blijkt een buitengewoon gifmengster, slechts aanspreekbaar via een spiegel vanwege haar verstenende Medusa aangezicht. Gelukkig is er een herberg, gerund door Alven en Dieflingen, op neutraal gebied, waar de avonturiers redelijk veilig zijn. Maar zelfs het neutrale gebied staat onder controle van een demon: de raafachtige Malphas, gesteund door de Kenku, een volk van vogelachtige wezens.
Een en ander zal de gestrande avonturiers een zorg zijn, die willen naar huis! Glaznegta en Hermanius weten misschien wel iets. De meester van de alven zou moeten weten hoe je een grote groep mensen terug naar boven stuurt - er zijn tenslotte ook alven in de bovenwereld gezien. Een potje orkbal moet hem uit de tent lokken, en er verschijnt inderdaad iets. Der Hans (lijfwacht van Hermanius en de schijnbaar niet meegeteleporteerde Drusius) doet zijn uiterste best om in te grijpen, maar blijft toch met lege handen achter. Wat nu?
Van Glaznegta, die zich hier sterk voelt tussen haar lemuren, ferraten, en schimmen van ex-Vuist tovenaars, hoeft het allemaal niet meer zo. Toch komt ze met een deal: als de avonturiers een drietal lokale demonen weet om te leggen, en de ambten van twee van die demonen op haar doen over gaan, dan mag Hermanius het derde ambt hebben. Als demon zou Hermanius genoeg macht moeten hebben om de avonturiers terug te sturen. Tenslotte is hij niet de minste: de schim van de stokoude keizer Hakim II herkent hem als de afvallige grootvizier Ka-Rashied..
Intussen komen de avonturiers meer demonen tegen dan ze lief is. Andrealphas, Vrouwe der Tweespalt, weet een ieder die haar aankijkt buiten zinnen te brengen. Hetzelfde, maar dan toch anders, kan gezegd worden van Lysi, Vrouwe der Begeerte - deze zoekt tussen de bezoekers vergeefs naar heiligen om te verleiden maar weet zich tevreden te stellen met een enkele paladijn. In de vunzige herberg 'de Zwijnenstal' heerst Cochonix, Heer der Vraatzucht. Daar zijn ook vaak Paddenburg, Heer der Holle Vaten, en Barbatos, Heer der Wreedheid, te vinden. Het is vooral Barbatos die angst weet te brengen in de harten van zelfs de meest gestaalde voorvechters van de Generaal. Andere bezoekers van 'de Zwijnenstal' zijn een demon die gezichten steelt, en een paar elementale wezens: een groep nomaden weten een diamant van de aarde elementaal te ontfutselen door hem een vrouw van steen te geven (de onstelling is groot als de verstening verdwijnt en de vrouw weer kan bewegen). Velen sneuvelen door de vuile truuks van al deze demonen, waaronder helden als druide Humus en paladijn van de Generaal Der Hans.
Gevangen tussen de onderwereld en de hulp van hun ergste vijand stemmen de avonturiers in met de voorgestelde plannen. In een ondubbelzinnig contract belooft Hermanius/Ka-Rashied de avonturiers terug naar de bovenwereld te sturen, als hij aan een demonisch ambt geholpen wordt. Uiteindelijk blijkt er spel en dubbelspel gespeeld te worden. De demones Andrealphas wordt verslagen, en Glaznegta krijgt haar ambt aangeboden. Maar Glaznegta wordt aangevallen, en ook verslagen. Ka-Rashied pakt de troon en het ambt van Corruptie en Tweespalt. De kersverse demon houdt wel zijn woord, en leidt het ritueel dat de avonturiers terug brengt naar de bovenwereld.
Live XV “De Doemprofeten”
Na een onverwachts verblijf in de onderwereld is een groep avonturiers dankzij een overeenkomst met de kersverse demon Ka-Rashied weer in de bovenwereld aanbeland. Maar zoals gewoonlijk zijn de mensen weer minder slim geweest dan ze dachten en heeft de demon ze een loer gedraaid. De groep is zeker wel in Elerion beland, maar zeker niet het Elerion waar ze vandaan kwamen. De alven heersen, alle geloven uitgezonderd de Generaal, althans een deel ervan, zijn verboden en de totale menselijke bevolking is na decennia interne oorlog danig gedecimeerd. Daarbij schijnt één der avonturiers, de generaalspriester Lotov Trobbel, één van de veroorzakers van de huidige situatie te zijn.
De avonturiers ondergaan gedwee de arrogante vernederende behandeling door de alven. Maar er gloort hoop. Hertog Dragomir, want de avonturiers zijn in Batori beland, en zijn geliefde Mordine weten een oplossing om de avonturiers terug te brengen naar het Elerion waarvandaan ze kwamen. Een verzoek heeft Dragomir wel, hij vraagt de groep avonturiers om zijn huwelijk in, wat hij zijn verleden noemt, ongedaan te maken. Na veel slinks gesluip door de bossen van Batori slagen de avonturiers erin te ontsnappen uit, wat zij aannemen als, de toekomst. Dit gaat wel ten koste van de levens van zowel Dragomir als Mordine.
De avonturiers gaan allen door een magische poort en komen terecht in ogenschijnlijk dezelfde bossen als een ogenblik tevoren. Of zijn de bomen wat kleiner ? Een ontmoeting met wat nomadi leert dat het een half jaar na hun vertrek uit de onderwereld is. Diep in de nacht arriveren ze bij het jachtslot van de hertog van Batori, waar voorbereidingen voor een grootscheepse verloving toch al de nodige drukte veroorzaken. Uitgeput slepen de meeste avonturiers zich naar een bed.
De ochtend maakt duidelijk dat Dragomir nog moet kiezen uit drie verlovingskandidaten: Clarisse de Biënhoff, nicht van de residente van Umbrië, Theodora van Vreeden Een jonkvrouwe uit Pelinor en Adèle van Adel de dochter van een plaatselijke aardmanaanvoerder. De vraag die Dragomir hen, in hun beleving een halve dag eerder, heeft gesteld in gedachten proberen de avonturiers de juiste verloofde te achterhalen en te ondersteunen. Natuurpaladijne Uma Guma gooit zichzelf ook nog in de strijd als verlovingskandidate. Ondertussen maken de verwarde verhalen over wat hen is overkomen de avonturiers niet geloofwaardiger in de ogen van de bewoners van Batori. Na allerlei vaardigheidstesten kiest Dragomir voor jonkvrouwe Theodora die gesteund door vooral de Generaalsvolgelingen het beste naar voren komt. Ze sluit zich vervolgens ook aan bij het Generaalsgeloof, iets wat Hertog Dragomir ook wel kan bekoren. De zelfbenoemde aardmankoning komt vervolgens met een horde aardmannen en vuistmonters verhaal halen. Zijn dochter was de beste en de mooiste. Hij en zijn dochter worden in de pan gehakt door de aanwezige avonturiers, waarna het verlovingsfeest begint.
De avonturiers hebben overigens door hun verblijf in het ‘andere’ Elerion een besmettelijke ziekte meegenomen naar het Elerion van nu. De staat van quarantaine wordt uitgeroepen maar helaas slagen een groep orcbalspelers en een runemeester er toch in Batori te verlaten.
Live XVI “Drinkebroers”
De al niet meer zo verse jonker van Sonnema, Bjorn Again de lapin etc. besluit dat het tijd is om zijn landerijen eens te gaan bezoeken. De plaatselijke bevolking had hem sinds zijn aanstelling nog niet in levende lijve gezien. Hij vraag tal van zijn avonturiersvrienden naar Sonnema te trekken om hem bij te staan bij zijn eerste stappen op het regentenpad.
Aangekomen in Sonnema blijkt er nogal wat aan de hand te zijn. Een groep fjinnan, leden van het volk van zowel Bjorn als van zijn kameraad Olaf, hebben hem opgezocht en zichzelf gelijk maar zijn slot toegeëigend. Het zijn ruwe klanten die van veel drank houden en geweld niet schuwen in de omgang met zowel vriend als vijand. De dorpsbewoners van Sonnema voelen zich danig onderdrukt door de fjinnan. De avonturiers weten niet zo goed wat ze met deze vreemde vogels aan moeten.
Een plaatselijke tombe wordt ´s nachts door grafrovers geopend en een demon uit lang vergeten tijden ontsnapt. De zucht naar schatten heeft de mensen wederom een extra vijand opgeleverd: Dyma Kilfa heer der angsten. Al snel blijkt dat deze vleermuisachtige demon samen met zijn al ras verschenen vleermuishulpjes dood en verderf zaait onder alle aanwezigen. Arnoud van der Boeggeeste en Magnus Magnificus, twee vermaarde Generaalspaladijnen, leggen tijdens een nachtelijke poging om de demon weer op te sluiten het loodje. Een arriverende orcshamaan weet een tipje van de sluier op te lichten, over de wijze waarop de demon kan worden bedwongen. Helaas lukt het de verzamelde avonturiers niet en is er weer een extra gevaar dat door Elerion waart.
Een groep reizigers blijkt trouwens aanhanger te zijn van de demon Dyma Kilfa, en slaagt erin de fjinnan uit het slot van Sonnema te krijgen.
Een dorpelinge is er ondertussen in geslaagd om met hulp van enkele vrouwelijke avonturiers nog een andere demon weer in de wereld te helpen: Murakh, prins van Pavahr. Hij laat personificaties van de zeven hoofdzonden los op Sonnema. En hoewel niet dodelijk zorgen de zonden, waaronder lust, luiheid, ijdelheid en vraatzucht, voor een flinke ontwrichting van de dagelijkse omgang tussen de aanwezigen.
De besmettelijke ziekte die de groep avonturiers Elerion heeft ingebracht wordt de gele koorts genoemd. Het is een ziekte dit vooralsnog alleen andere ziekten moeilijker te genezen maakt. De ziekte heeft dus nauwelijks gevolgen tot het moment dat je ziek wordt, dan kan zelfs een verkoudheid fataal zijn. Er doen geruchten over een mogelijke genezing te ronde, maar die blijken ook niet meer dan geruchten. Geloofsleiders krijgen echter een nachtelijk visioen wat wellicht inzicht kan geven in de wijze waarop de gele koorts werkelijk is te stoppen.
Uiteindelijk slagen de avonturiers, er gezamenlijk met de fjinnan in om het slot van Sonnema te heroveren op de volgelingen van de demon Dima Kylfa. Dit gaat wel ten koste van de levens, waaronder dat van de jonker van Sonnema Bjorn Again etc.zelf en van de woudloper van adel: Marandrax.
Live XVII “Normen en zwaarden”
De residente heeft geheel Umbrië in quarantaine geplaatst vanwege de gele koorts. Deze besmettelijke ziekte blijkt ernstiger dan verwacht. Iedereen voelt zich lichamelijk zwakjes ook als ze geen ziekte onder de leden hebben. Om tal van redenen reist een groep avonturiers af naar het illustere dorpje Moordenaarsgat. Eén van de redenen is om zich te melden bij het nabij Moordenaarsgat opgerichte quarantainemeldpunt, waar alle personen in Umbrië zonder vaste verblijfplaats zich horen te melden.
Moordenaarsgat blijkt inderdaad een curieus dorp. Men trekt er zich weinig aan van de Eleriaanse wetten en de hoofden van de drie families, waartoe vrijwel iedereen in het dorp behoort, maken de dienst uit. Voor de argeloze bezoeker blijkt moordenaarsgat geen veilige verblijfplaats. De wat roekeloze avonturiers hebben daar echter minder problemen mee, het bordeel, het casino en de twee kroegen zijn favoriete verblijfplaatsen en ook de nachtelijke snij- en steekwedstrijden worden druk bezocht. Toch broeit er iets in Moordenaarsgat en de verschillende bewoners hebben zo hun eigen plannen met de bezoekers.
In het naburige bos duiken steeds vaker alven op, die bovendien niet met zich laten spotten. De veteraan Olaf sneuvelt, evenals de Generaalspriester Lazur. Een mysterieuze deur staat midden in het bos, iets waarvan ook de wat verwarde ronddwalende alchemist Paracelcius niets weet. Er zijn nogal wat ondoden en geesten in de omgeving van Moordenaarsgat, iets wat niet vreemd is gezien het criminele gehalte van de bevolking. Maar het verschijnen van een vredeling, een al eeuwen verdwenen en vergeten ras, maakt Moordenaarsgat alleen nog maar curieuzer. En dan hebben we het maar niet over het opduiken van de demon Amon, die de tijd schijnt te kunnen manipuleren.
De druk van de inwoners van Moordenaarsgat op de bezoekers wordt steeds groter. Er wordt beschermingsgeld gevraagd en berovingen zijn aan de orde van de dag en nacht. Enkel bezoekers kiezen eieren voor hun geld en sluiten zich aan bij de residerende families.
Er wordt overigens door een aantal de avonturiers druk gewerkt aan een oplossing voor de gele koorts, maar die lijkt nog niet in zicht.
Als vervolgens ´s nachts het voltallige personeel van één der kroegen over de kling wordt gejaagd door een groep generaalsvolgelingen is de maat voor de familiehoofden vol. Ze zetten alle bezoekers het dorp uit. Nauwelijks uit het dorp worden de avonturiers echter overvallen door een overweldigende groep alven. Een grote veldslag volgt waarbij vele doden vallen aan beide zijden. Maar al snel blijkt de vlucht de enige manier voor de mensen om het vege lijf te redden.
Live XVIII “Buigen of Barsten”
Umbrië wordt bezet door Alven, tenminste als het zo door gaat. Na hun vlucht uit Moordenaarsgat worden de avonturiers door talrijke groepen Alven opgejaagd. ´t Wold, een immens uitgestrekt duister woud, lijkt de enige plek waar ze naar toe kunnen. Daar aangekomen stuit de groep avonturiers op een oude ruïne die juist door een groep woldwachters gereed wordt gemaakt als nieuwe uitvalsbasis.
De avonturiers dulden zonder morren het militaire regime en een flink aantal sluit zich zelfs aan bij de woldwachters. Overigens een groep militairen met opvallend losse omgangsregels.
De alven blijken ook in ´t Wold aanwezig maar bieden niet de tegenstand die men ondertussen van ze gewend was. Wel zijn ze erin geslaagd een ziekte onder de bomen te verspreiden, iets waarmee zeker de aanwezige dryaden, enten maar vooral de aartsdruïde niet blij is. Hij maant de avonturiers dit op te lossen voordat ze bij hem om hulp of raad komen zeuren.
De avonturiers ontdekken vervolgens onder de ruïne een uitgebreid gangenstelsel, dat ondanks het verbod van de orde van de rode roos, al snel wordt onderzocht. Er blijken zich vreemde zaken en vervormingen van tijd voor te doen. Men komt met regelmaat dezelfde situaties uit overduidelijk verschillende historische perioden tegen. De avonturiers maken wisselend misbruik of gebruik van de voorkomende situaties en bieden ook wel de helpende hand.
Er duikt een half op, een curieuze halfbloed, die volgens een aanwezige vredeling van belang is voor de mensheid. In ´t Wold huizen overigens neusmormels. Wezens die overeenkomsten vertonen met snuitbeestjes maar serieuzer, zeg maar negatiever, van aard zijn. Ze hebben wel een wonderlijk magisch talent wat de avonturiers de ene keer in benarde toestand brengt, maar de andere keer veel hulp biedt.
En groep ervaren huurlingen onder leiding van Jonathan Dubbeldam, met de nodige losbandige karaktertrekken, maakt het voor veel avonturiers moeilijk hun trots te handhaven. Maar geen laat zich dusdanig op de kast jagen dat het tot een handgemeen komt.
De oplossing voor de gele koorts ligt onderwijl ook voor het grijpen. Het noodzakelijke ritueel lijkt duidelijk, de noodzakelijke amuletten zijn gevonden en/of veroverd, alleen de uitvoering lijkt nog wat problemen te geven. Na een mislukte poging op zaterdagnacht weten de avonturiers op de daaropvolgende ochtend het ritueel te volbrengen. Nele al Dente, Corvus de Witte, Uma Guma, Kyra van der Boeggeeste-Kalliphon, Jisan Asul, Jonkvrouwe Yor Spillinkra etc en een onbekende persoon voeren en indrukwekkend ritueel uit. Alle mensen voelen zich wederom volledig fit en hakken de te laat aanstormende groep alven dan ook finaal in de pan.
Live XIX “Vriend of Vijand”
De alven veroveren steeds meer delen van Umbrië. De hoofdstad, en volgens personen van buiten Umbrië de enige stad, is door alven ingenomen en platgebrand. De residente is met haar gevolg weten te vluchten en hergroepeert zich in het afgelegen dorpje Muggestein. Al tijdens haar vlucht roept zij velen op zich daar bij haar te voegen om gezamenlijk weerstand te bieden tegen de alfse bezetter. Een grote groep avonturiers geeft gehoor aan haar oproep. Onder hen bevindt zich ook de heer van Muggestein, Baron Elric hogerechter van Umbrië.
Muggestein blijkt pas recent door alven te zijn ingenomen, tenminste ze deden een poging. Een plaatselijke jongeman genaamd Hein kwam na een lange afwezigheid weer aan in zijn geboortedorp en wist de aanwezige alven, met behulp van ongekende magische macht, te doden. Zijn vaardigheden liggen echter vooral op het necromantische vlak en dit resulteerde in het vertrek van het gros van de bewoners van Muggestein. Deze kikkervangers en turfstekers konden de praktijken van Hein niet verenigen met hun geloof in de natuur.
Al snel blijken echter de alven de residente op de hielen te zitten, en dus wordt Muggestein het strijdtoneel van alf en mens. Een onbekende soort alven, genaamd Gurlja, blijkt ongekend machtig en slechts met grote overmacht blijken de aanwezige avonturiers enige kans te maken in gevechten. Gelukkig heeft de residente heel wat bekwame mensen in haar gevolg, waaronder de huurlingengroep “de Compagnie” die ook al in ´t wold aanwezig was.
Ondertussen waart er sinds korte tijd een enorme magische golem rondom het centrale meer van Muggestein en de avonturiers stuitten al snel in het naburige bos op een tombe waar de golem verblijft als hij niet rond het meer waart. De avonturiers ontdekken dat de golem min of meer gestuurd kan worden door verwijderbare runen op zijn armen en daar zullen ze later nog veel plezier van hebben.
In de nacht wordt de plaatselijke veerman door een groep natuurgelovigen vermoord en in de daarop volgende rechtszaak tegen de aanstichter van deze lynchpartij, de druïde Ian O´dale, wordt deze door Hogerechter Baron Elric veroordeeld tot drie jaar dwangarbeid in dienst van de residente.
Later in dezelfde nacht vereist er een krijsende dame uit het meer van Muggestein, zij zoekt ene Bru en zijn, zoals zij zegt, smerige condotieri. De vrouw blijkt willekeurige omstanders tegen elkaar op te kunnen hitsen en veel bloed vloeit. Uiteindelijk vindt ze niet wat ze zoekt en ze vertrekt.
Het toeval wil, dat de betreffende naam Condotieri één van de partijen is dit een bondgenootschap tegen de alven aanbiedt aan de residente. Anderen zijn de katmensen en het handelshuis De Rand. De residenten houdt vele gesprekken met de leiders van het avonturiersgezelschap en uiteindelijk worden ingegaan op het aanbod van zowel handelshuis de Rand als de katmensen.
Dan wordt door de gurlja alven een ultimatum gesteld. Ze eisen morgen een gevecht tussen 15 mensen en 15 alven waarbij geen magie bruikt mag worden tijdens het gevecht. Dit om de strijd enigszins eerlijk te laten zijn, stellen de alven. Als er geen gehoor wordt gegeven aan het ultimatum dan zullen de Gurlja alven het gehele dorp, inclusief de avonturiers, morgenmiddag over de kling jagen. Daarnaast eisen ze een inzet van vijf mensenzielen. Mochten de mensen winnen dan zullen de betreffende alven zich voor 13 jaar terugtrekken in de onderwereld, hun bondgenootschap met de alvenprins Azrarn opzeggen en daarnaast 100 alven van de Azrarnfamilie doden.
De avonturiers nemen de toegeworpen handschoen op en weten in een ongemeen spannend gevecht de Gurlja alven te verslaan. De mensen maken zich op voor een gevecht, overtuigd als ze zijn dat de alven zich niet aan hun woord zullen houden. Tot ieders verbazing houden de alven zich aan hun woord en vertrekken de nog aanwezige Gurlja alven met stille trom. De overlevende avonturiers likken hun wonden, moe maar voldaan.