Pas-de-deux

belvedere-pas-de-deuxIk had nog zo mijn best gegaan – en ik mocht eigenlijk blij zijn dat het zo lang was goed gegaan –, maar het was uiteindelijk onvermijdelijk dat mijn baas tegen de Compte de Petit-Pois aan zou lopen. Niet dat dat zijn echte naam was maar zo noemde mijn baas hem altijd. Hij had me ooit een keer uitgelegd waarom hij zo’n hekel aan hem had, maar de reden was niet blijven hangen. Als twee edellieden zich graag aan het hof begeven dan is het onvermijdelijk dat ze elkaar tegen gaan komen. Ik had hem vaak een kant op kunnen sturen als er een mogelijke confrontatie dreigde maar ik kon maar op één plek tegelijk zijn.

Een man blijft een man – dat heeft God zo gewild – en terwijl ik even langs mijn geliefde Nicole moest had mijn baas besloten om zelf op pad te gaan. Mijn tête-a-tête werd bruut onderbroken toen Yvette, de niet onaantrekkelijke zus van Nicole, kwam vertellen dat er twee edelen een scène aan het maken waren vier straten verderop. Mon Dieu! Meer informatie had ik niet nodig. Snel fatsoeneerde ik mijn kleding, gaf Nicole nog een laatste zoen, en Yvette een vette knipoog, en verliet spoorslags door de achterdeur het huis. Nog voor ik echt in de buurt was had ik de stem van mijn meester al herkend. Onmiskenbaar, net als dat nasale geluid van de Compte de Petit-Pois. Waar had ik dit aan verdiend?

De twee kemphanen stonden midden op straat elkaar uit te maken voor vette vis, zich totaal niet bewust van de menigte die op al dit krakeel was komen toelopen. Vanuit mijn ooghoek zag ik Fedrigo staan die me een verontschuldigende blik toe wierp. Ach, ik kon hem niets kwalijk nemen: ook ik had mijn meester aan mijn aandacht laten ontsnappen. We grepen in en probeerden de situatie te kalmeren. Eigenlijk wisten we wel dat het een zinloze actie was, maar zoiets hoor je toch te proberen als goede bediende. Beiden waren niet voor rede vatbaar; eer was gekrenkt, reputatie was besmeurd en beide heren waren het maar over één ding eens: er moest bloed vloeien. Om de schade nog enigszins te beperken stelde Fedrigo voor dat de heren zich over een uur naar het kerkhof achter de kerk van de Heilige Franciscus zouden begeven en hun geschil daar voor eens en altijd zouden beslechten. Zo zou het geschieden.

Ik nam mijn meester bij de schouder en leidde hem naar een gelagkamer, niet al te ver uit de buurt die ik goed kende. Een stoel was snel gevonden en voor hij het zich goed realiseerde stond er al een grote pot bier voor zijn neus. Ik moedigde hem aan om deze snel leeg te drinken op de aanstaande overwinning. Vol bravoure goot hij het goudgele vocht in zijn keel en nog voor hij het lege glas met een klap op de tafel had gezet had ik al een tweede besteld. Nadat de adrenaline weer naar een normaal niveau was gedaald, drong het tot mijn meester door in welke situatie hij zich had gemanoeuvreerd. Hij veegde het bierschuim uit zijn snor en keek me met zijn grote hondenogen aan.

“O Papin, eindelijk kan ik mij wreken op dat Provençaalse drukdoenertje. Dat hondsvot zal leren dat je een man met principes niet moet beledigen. Papa zou trots op me zijn geweest.”

Ik knikte instemmend maar was stiekem blij dat de oude heer dit niet meer mee had hoeven maken.

Natuurlijk moest er nog een pul worden geheven op de familie, eentje op de aanstaande overwinning en eentje omdat je nooit genoeg bier kon drinken. Het was vanzelfsprekend mijn taak om mijn meester optimaal voor te bereiden op zijn moment van glorie. Ik verzekerde hem dat de Compte de Petit-Pois een waardeloze duellist was en hijzelf was schier onverslaanbaar. De overwinning kon hem niet ontgaan, zijn minnares zou hem nog meer bewonderen dan ze al deed en als hij mazzel had zou hij er, naast een stoer verhaal, misschien wel een indrukwekkend uitziend litteken aan overhouden. Geheel in de door alcohol ondersteunde overwinningsroes strompelden we richting de kerk van de Heilige Franciscus voor de lang verwachte ontmoeting.

De Compte de Petit-Pois was nog niet gearriveerd en eigenlijk hoopte ik dat hij ook niet zou komen opdagen. Aan de andere kant zou mijn meester dat zien als een nog grotere belediging wat alleen maar kon leiden tot meer vervelende situaties. Ik liet hem een paar kniebuigingen doen voor de paar toeschouwers die al waren gearriveerd. Deze klapten beleefd en mijn meester liet zich verleiden tot een gracieuze buiging. Dat was het eerste wat de Compte zag toen hij op het kerkhof arriveerde. Met veel bravoure gooide hij zijn hoed naar Fedrigo – mis –, trok demonstratief zijn degen en fileerde vakkundig een denkbeeldige tegenstander die voor hem stond. Mijn meester was te zeer bezig met zijn publiek om het te merken. De omstanders hadden er zin in en een voorzichtig gejoel werd hoorbaar. Ik gebaarde hen stil te zijn; geen woord over dit duel mocht door dringen tot de oren des Konings. Ondertussen was hun aantal aangegroeid tot ettelijke tientallen.

Het bleek dat mijn meester de uitdager was – ik had niet anders verwacht – en hij sommeerde zijn tegenstander zich voor te bereiden en het strijdperk binnen te treden. Overtollige kledingstukken werden afgegeven en de twee kemphanen keken elkaar eens diep in de ogen. Zoals het een man van stand betaamt, gaf mijn meester zijn tegenstander de mogelijkheid om zijn excuses te maken en zo het duel te ontlopen maar de Compte wilde van geen excuses weten. Hij spuwde op de grond en zwaaide uitdagend met zijn degen. Er was geen weg meer terug.

“En garde!”

Beide heren salueerden elkaar en namen hun gevechtshouding aan. Het was mij niet ontgaan dat Fedrigo zijn meester dezelfde behandeling had gegeven als ik de mijne. Beide heren stonden wat onvast op hun voeten en snelle uitvallen werden meestal gevolgd door onhandige correcties van de balans. De lucht werd keer op keer doorkliefd, doorstoken en anderszins dodelijk verwond. De toeschouwers werden getrakteerd op fluitende degens en een komische dans voor twee heren. De vraag was wanneer het eerste bloed zou vloeien.

Een ietwat bruuske uitval van de Compte kon mijn meester maar net ontwijken. Hierbij verloor hij zijn evenwicht en in een poging zich op de been te houden zwaaide zijn degen in de richting van de voorbij zwalkende Compte.

Touché!

Per ongeluk had mijn meester de Compte in zijn onderarm geraakt. Hij zwaaide vervolgens in triomf naar het publiek wat hem prompt op een vleeswond in zijn linker bil kwam te staan. De stand was weer gelijk.

De combattanten namen hun positie weer in voor een volgende ronde. De vermoeidheid en het bier leken hun tol te gaan eisen want het duel van de twee heren werd er niet beter op. Ik keek naar Fedrigo en knikte. Hij floot op zijn vingers en weldra verscheen er een straatschoffie dat luidkeels verkondigde dat de pastoor van de Heilige Franciscuskerk lucht hadden gekregen van wat hier gaande was en de autoriteiten had ingelicht. Dit ontnuchterde de beide duellisten enigszins en ze besloten dat hun eer toch minder belangrijk was dan hun goede naam aan het hof. Het volk verspreidde zich snel en ik begeleidde mijn meester op een sukkeldrafje naar huis.

Natuurlijk was het duidelijk dat mijn meester zou hebben gewonnen als het duel tot een goed einde zou zijn gebracht en de verwonding die hij had opgelopen was een bewijs van de achterbakse tactieken van de Compte de Petit-Pois. De eer van de familie was gewroken.

Met veel zorg verbond ik zijn vlezige kadetje en raadde hem aan een paar cognacjes te nemen op de overwinning. Geheel voldaan met zijn getoonde moed en vol van zijn grootse daden ging hij vroeg slapen. Ik was er van overtuigd dat hij van het duel zou dromen die nacht. Ook was ik er zeker van dat zijn optreden in zijn ogen veel grootser was geweest dan ook maar enige toeschouwer had waargenomen.

Later die avond troffen Fedrigo en ik elkaar in een auberge. We hieven het glas op een ontmoeting zonder al te grote gevolgen en prezen elkaar om de wijze waarop wij onze meesters hadden behoed voor blijvend letsel. Ook beklaagden we ons dat we veel te weinig waardering kregen voor al wat we deden en spraken af dat we zouden blijven proberen ervoor te zorgen dat onze meesters elkaar niet meer zouden treffen.

We waren er allebei van overtuigd dat als de roes van dit glorieuze duel zou zijn vervlogen de heren tot de conclusie zouden komen dat het gebeuren nog een vervolg hoorde te hebben…